vakantiehotel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vakantiehotel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- va·kan·tie·ho·tel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie zn en hotel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiehotel | vakantiehotels |
verkleinwoord | vakantiehotelletje | vakantiehotelletjes |
Zelfstandig naamwoord
het vakantiehotel o
- gebouw waar toeristen kunnen overnachten
Gangbaarheid
- Het woord vakantiehotel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.