vakantiehotel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vakantiehotel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • va·kan·tie·ho·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiehotel vakantiehotels
verkleinwoord vakantiehotelletje vakantiehotelletjes

Zelfstandig naamwoord

hetvakantiehotelo

  1. gebouw waar toeristen kunnen overnachten

Gangbaarheid

  • Het woord vakantiehotel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.