vangst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vangst    (hulp, bestand)
  • IPA: /vɑŋst/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /vɑŋst/
    • (Limburg): /vɑŋs/
Woordafbreking
  • vangst
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het vangen’ voor het eerst aangetroffen in 1600 [1]
  • Naamwoord van handeling van vangen met het achtervoegsel -st [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vangst vangsten
verkleinwoord vangstje vangstjes

Zelfstandig naamwoord

devangstv

  1. het vangen van iets
    • De vangst van vis is erg zwaar werk. 
  2. het gevangene, het resultaat van het vangen
    • De vangst van de jacht van dit jaar was minder dan die van vorig jaar. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • vangstbeperking, vangstverbod
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vangst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.