vastgoedbranche

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vastgoedbranche    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vast·goed·bran·che
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vastgoedbranche vastgoedbranches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devastgoedbranchev/m

  1. bedrijfstak die zich richt op het exploiteren van huizen en gebouwen
     Wel neemt de rechter het kwalijk dat Stroink altijd hoog opgaf over integriteit en dat hij zichzelf "het geweten van de vastgoedbranche" noemde. "De realiteit is volgens de rechtbank heel anders. De omkoopconstructie was zo geraffineerd opgezet dat ontdekking nagenoeg uitgesloten was."[1]
     Ook hield de bank onvoldoende rekening met de extra risico's bij bedrijven of ondernemers uit onder meer de autobranche en de vastgoedbranche, terwijl er volgens de ACPR extra kans op witwassen is deze sectoren.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord vastgoedbranche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Vastgoedondernemer krijgt taakstraf voor omkopen Google-baas” (Donderdag 22 november 2018), NOS
  2. Weblink bron “ING krijgt boete van 3 miljoen euro in Frankrijk” (Dinsdag 2 maart 2021), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.