ventileren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ventileren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ven·ti·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lucht verversen’ voor het eerst aangetroffen in 1833 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse ventiler (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ventileren
ventileerde
geventileerd
zwak -d volledig

Werkwoord

ventileren [3]

  1. overgankelijk verse lucht in een ruimte brengen, uitluchten, luchten
    • De ramen stonden open om de kamer te ventileren. 
  2. uiten, uitdrukken, spuien
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ventileren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.