verbruik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verbruik    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ver·bruik
enkelvoud meervoud
naamwoord verbruik -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetverbruiko

  1. hoeveel datgene vermindert wat je nodig hebt voor een bepaald nut, bijvoorbeeld de gebruikte brandstof om een bepaalde afstand af te leggen
    • Wat is het verbruik van jouw auto? 
  2. de totale verbruikte hoeveelheid
    • Vorige maand had ik een verbruik van 126 kWu elektriciteit. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • verbruikleen, verbruiksbelasting, verbruikscoöperatie, verbruiksgoederen, verbruikskrediet
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
verbruiken

verbruik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbruiken
    • Ik verbruik. 
  2. gebiedende wijs van verbruiken
    • Verbruik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbruiken
    • Verbruik je? 

Gangbaarheid

  • Het woord verbruik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.