verlofperiode

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verlofperiode    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈlɔfperiˌjodə/ (6 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ver·lof·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verlofperiode verlofperiodes
verlofperioden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deverlofperiodev

  1. tijdperk dat men niet hoeft te werken of geen dienst hoeft te doen
     Ze waren in dienst van de overheid of het leger en keerden na een verlofperiode terug.[1]
     Nieuwsuur sprak hem vlak voordat hij met zijn eenheid na een korte verlofperiode zou terugkeren naar het front. Hij sprak toen openhartig over zijn angsten: "Ik ben heel bang. Doodsbang. Maar als we niet vechten is er geen Oekraïne meer."[2]
     Bij Volt gaan ze voor de tweede keer voor Laurens Dassen als voorman. Op 2 staat Kamerlid Marieke Koekkoek en Ernst Boutkan (die haar verving tijdens een verlofperiode) staat op 3.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord verlofperiode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Victoria Holt
    “Vlucht van de zeven zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892
  2. Weblink bron “Oekraïense militair uit Nieuwsuur-reportage sneuvelt in Bachmoet” (Woensdag 8 februari 2023, 20:00), NOS
  3. Weblink bron
    Guus Dietvorst
    “Veel nieuwe lijsttrekkers en nieuwkomers, maar VVD doet het met bekende namen” (Zondag 8 oktober 2023, 16:57), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.