verplanten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verplanten    (hulp, bestand)
  • IPA: /vər.ˈplɑn.tə(n)/
Woordafbreking
  • ver·plan·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verplanten
verplantte
verplant
zwak -t volledig

Werkwoord

verplanten

  1. overgankelijk (een plant of struik) op een andere plaats zetten
    • Mijn zus wilde graag die begonia verplanten naar de tuin bij het nieuwe huis. 
Synoniemen
  • overplanten
Afgeleide begrippen
  • verplantbaar, verplanter, verplanting
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord verplanten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.