vogelboek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vogelboek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vo·gel·boek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vogel zn en boek zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vogelboek | vogelboeken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het vogelboek o
- een boek waarin vogels beschreven worden
- ▸ `Je moet weer landschappen gaan schilderen nu je hier terug bent, Theo. Niemand kan eraan tippen. Als het vogelboek af is, moet je dat echt doen. Vind je ook niet, Beatrice?'[2]
- ▸ Uren wachtte ze naast haar man, turend naar een vogel die ze niet zag. Vijftien jaar later schreef en tekende Nicolien Mizee (56) haar eigen vogelboek.[3]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord vogelboek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Main, Sarah“Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers , ISBN 9789044974515
- ↑ Weblink bron Vivian de Gier“Nicolien Mizee schrijft vogelboek: ‘Als je niks weet van vogels, zie je ze gewoon écht niet’” (13 december 2021), Het Parool
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.