voosheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voosheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • voos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voosheid voosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devoosheidv

  1. (pejoratief) het zonder kracht of wezenlijke inhoud zijn
    • Moordkunst laat eens te meer zien dat Kellerman het schrijftalent heeft geërfd van zijn moeder Faye en zijn vader Jonathan. Doordat hij de zelfgenoegzame Ethan als verteller opvoert, raken we doordrongen van zowel diens voosheid als die van de kunstwereld waarboven hij zich ten onrechte verheven voelt. Het doet goed dat ook de hoofdpersoon geleidelijk beseft dat hij zijn prioriteiten hoognodig moet herzien. (HANS KNEGTMANS) [2] 
    • Veel ouderen rekenen zichzelf niet tot de wereld. Natuurlijk niet! Maar ook rekenen ze zichzelf niet tot de Kerk met een hoofdletter. Zij horen bij de derde categorie: zij zijn refo. Bloedserieus en oppassend, maar onbezield. Jongeren proeven de voosheid hiervan. [3] 
    • Professor Small leverde het geheim, dat hij blijkbaar als geen ander kende, over “van mens tot mens” en beroept zich ter verdediging van zijn handelwijze op de voosheid der morele wetten. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord voosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
58 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.