voren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvorə(n)/ (2 lettergrepen); /ˈvɔːrə(n)/
Woordafbreking
  • vo·ren
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

[A] voren

  1. van ~: aan of van de voorzijde
    • De vogel ziet er van voren bijna hetzelfde uit als een mus, maar de staart is anders. 
  2. naar ~ in voorwaartse richting
    • Hij liep naar voren toen zijn naam genoemd werd. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
enkelvoud meervoud
naamwoord voren vorens
verkleinwoord vorentje vorentjes

Zelfstandig naamwoord

[B] devorenm

  1. (visserij) benaming voor sommige zoetwatervissen uit het geslacht Cyprinidae  met rode vinnen, vooral gebruikt voor de blankvoorn en de rietvoorn
    • Hij ving alleen maar een paar vorentjes. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • blankvoren
  • rietvoren

Zelfstandig naamwoord

de[C] vorenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vore
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord voor
Afgeleide begrippen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord voren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Zweeds

Woordafbreking
  • vo·ren

Werkwoord

voren

  1. voltooid deelwoord van vara
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.