vredigheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vredigheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vre·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vredigheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devredigheidv [1]

  1. de afwezigheid van drukte en rumoer
     'Kom met me mee: Ze vluchten de straat op, en alle vredigheid is uit deze ochtend verdwenen, achtergelaten bij het sinaasappelsap en de broodjes.[2]
     ' Een intens gevoel van vredigheid overviel haar.[3]
     Alles ademt vredigheid.[4]


Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord vredigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. V.E. Schwab
    “Het onzichtbare leven van Addie LaRue” (2021), De Boekerij , ISBN 9789022591932
  3. Hella van der Wijst
    “Wandelen met Hella” (2022), Zilt, ISBN 9789493198289
  4. Laura Cumming
    “Donderslag” (2023), Atlas Contact , ISBN 9789045045368
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.