waarmerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: waarmerk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- waar·merk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waarmerk | waarmerken |
verkleinwoord | waarmerkje | waarmerkjes |
Zelfstandig naamwoord
het waarmerk o [2]
- merk of teken als garantie van echtheid
Afgeleide begrippen
- waarmerker, waarmerking
Werkwoord
vervoeging van |
---|
waarmerken |
waarmerk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarmerken
- Ik waarmerk.
- gebiedende wijs van waarmerken
- Waarmerk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarmerken
- Waarmerk je?
Gangbaarheid
- Het woord waarmerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waarmerk" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ waarmerk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.