wanboffer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wanboffer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɑmbɔfər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • wan·bof·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wanboffer wanboffers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dewanbofferm

  1. iemand die pech heeft
    • "(…) Je hoort het wel bijtijds aan 't kraken van de trap." Ik ga voor alle zekerheid maar vast staan; ik ben nogal een wanboffer, en die trap kon nou wel'es net niét kraken… [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord wanboffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
10 %van de Nederlanders;
10 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.