wankant
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wankant (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wan·kant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wan bn en kant zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wankant | wankanten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de wankant m
- ongeschaafde, ruwe, niet gerechte zijde van een houten balk of plank
- de foute, verkeerde kant
- ▸ Een 'geheugenis' is voor hem een nis die een herinnering vasthoudt. En net zo goed als er een 'wanklank' is, is er een 'wankant': de foute kant.[2]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord wankant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wankant" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron INEKE JUNGSCHLEGER4 augustus 1998“Akten in steen” (4 augustus 1998), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.