wasgoed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wasgoed    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • was·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wasgoed
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetwasgoedo

  1. textiel dat net gewassen is of nog moet worden gewassen.
     Toen er zich iets verroerde in de stapel wasgoed had ik eigenlijk weer bij zinnen moeten komen, maar in plaats daarvan raakte ik in paniek en viel ik achterover in het bassin.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord wasgoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.