wasstel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wasstel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwɑstɛl / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- was·stel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van was ww en stel zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wasstel | wasstellen |
verkleinwoord | wasstelletje | wasstelletjes |
Zelfstandig naamwoord
het wasstel o
- (huishouden) (geschiedenis) bij elkaar horende verzameling voorwerpen met behulp waarvan mensen zich konden wassen in de tijd dat stromend water niet algemeen gangbaar was
Het ging vaak om een waskom, een lampetkan, een zeepbakje, maar ook bakjes voor kammen en borstels of een los bidet konden tot een wasstel behoren; het werd vaak gemaakt van keramiek of (geëmailleerd) metaal.- ⧖ In de eerste huwelijksjaren lagen een poederdoosje, een paar manchetten en overschoenen in lichtgrijs herteleer in een lade van wat de commode werd genoemd, het lage slaapkamermeubel met spiegel, marmeren blad en wasstel. Wie heeft zich ooit aan die commode gewassen? [2]
Schrijfwijzen
- waschstel (officiële spelling tot 1935/46)
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'wasstel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wasstel" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Insingel, M."Getrouwd" in: De Gids. jrg. 152 nr. 10 (oktober 1989) Meulenhoff Nederland, Amsterdam; p. 811; geraadpleegd 2019-08-14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.