wax

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wax    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wax
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord wax -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dewaxm

  1. was
Hyponiemen
  • soulwax
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
waxen

wax

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waxen
    • Ik wax. 
  2. gebiedende wijs van waxen
    • Wax! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waxen
    • Wax je? 

Gangbaarheid

  • Het woord wax staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  wax (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /wæks/
enkelvoud meervoud
wax waxes

Zelfstandig naamwoord

wax

  1. was, bijenwas
vervoeging
onbepaalde wijs to  wax 
he/she/it  waxes 
verleden tijd  waxed 
voltooid
deelwoord
 waxed 
onvoltooid
deelwoord
 waxing 
gebiedende wijs  wax 

Werkwoord

wax

  1. wassen, groeien
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.