wassen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wassen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɑsə(n)/ (2 lettergrepen); /'ʋɑsə(n)/
Woordafbreking
  • was·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wassen
waste
(wies[2])
gewassen
1,2. zwak -t

klasse 7
gemengd

volledig
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wassen
wies
gewassen
3. klasse 7 volledig
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wassen
waste
gewast
4. zwak -t volledig

Werkwoord

wassen

  1. overgankelijk iets met water of een andere vloeistof zuiveren
    • Het afgefilterde neerslag werd met alcohol gewassen. 
     Vermoedelijk waren de mooie vloerkleden ook gewassen met groene zeep omdat andere soorten zeep en wasmiddel op rantsoen waren.[3]
     "Het is dit jaar voor eerst dat we het effect zo duidelijk zien", zegt voorzitter Rachel Heijne van Kringloop Nederland. "We zien ook dat de kwaliteit van spullen gewoon echt slecht is. Het is kleding die na een paar keer wassen kapot gaat. Die kun je niet in de kringloop verkopen.[4]
  2. wederkerend zich ~; zichzelf met water schoonmaken
    • Hij waste zich met zeep. 
  3. ergatief (aan)groeien, stijgen, voornamelijk i.v.m. de maan of een waterloop
    • De rivier wies door de plotselinge regenval. 
  4. overgankelijk van een laag (bijen)was voorzien
    • Voor hij de piste opging zorgde hij ervoor dat zijn ski's gewast werden. 
  5. overgankelijk, (kaartspel) schudden [3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Als de ene hand de ander wast worden ze allebei schoon.
wanneer je samenwerkt en elkaar helpt, is hetgeen gebeuren moet sneller gedaan
  • Dat wast al het water van de zee niet af.
iets is niet meer te veranderen/aan te passen
  • Ergens geen kruid tegen gewassen zijn
ongeneeslijk zijn
  • Goed in de slappe was zitten
veel geld hebben
  • Het varkentje wassen
een klusje wel even doen
iemand zeggen wat die fout gedaan heeft
  • Uit de kluiten gewassen zijn
Erg stevig en groot zijn
  • Zijn handen in onschuld wassen
doen alsof hij geen schuld heeft
Vertalingen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen wassen

Bijvoeglijk naamwoord

wassen

  1. van was gemaakt
    • Een wassen beeld. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een wassen neus

Zelfstandig naamwoord

dewassenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord was

Gangbaarheid

  • Het woord wassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.