weekmarkt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  weekmarkt    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwekmɑrəkt/ (2 of 3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • week·markt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weekmarkt weekmarkten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deweekmarktv/m

  1. markt die eens in de week gehouden wordt

Gangbaarheid

  • Het woord weekmarkt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.