wielerseizoen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wielerseizoen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wie·ler·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wiel zn en seizoen zn met het invoegsel -er-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wielerseizoen | wielerseizoenen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het wielerseizoen o
- (sport) de periode van het jaar waarin wielerwedstrijden verreden worden
- ▸ Mike Teunissen moet de herstart van het wielerseizoen aan zich voorbij laten gaan. De renner van Jumbo-Visma, vorig jaar nog de eerste geletruidrager in de Tour de France, kampt met een knieblessure.[1]
- ▸ Het wielerseizoen komt weer op gang. Zaterdag was in Italië de Strade Bianche, de komende weken volgen andere grote wielerwedstrijden. Nog niet overal lijkt men echter doordrongen van de strikte veiligheidsmaatregelen die vanwege het coronavirus nageleefd moeten worden.[2]
Gangbaarheid
- Het woord wielerseizoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Teunissen moet Italiaanse wedstrijden laten schieten” (28-07-2020), NOS
- ↑ Weblink bron “Ineos en Van Baarle schrikken van Franse fans: 'Zo wordt Tour lastig verhaal'” (02-08-2020), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.