wifi

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wifi    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wi·fi
Woordherkomst en -opbouw
  • afkorting uit het Engels Wireless Fidelity
enkelvoud meervoud
naamwoord wifi wifi's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dewifim

  1. (informatica) (communicatie) draadloze internet verbinding voor korte afstanden.
     Binnen de hut was de tijd meer dan 50 jaar stil blijven staan en er was dan ook geen tv of wifi.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord wifi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.