winkelier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  winkelier    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌwɪŋkəˈlir/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • win·ke·lier
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘man die een winkel drijft’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1614 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord winkelier winkeliers
verkleinwoord winkeliertje winkeliertjes

Zelfstandig naamwoord

dewinkelierm

  1. (beroep) een detailhandelaar die een winkel houdt of heeft
    • Vraag het anders even aan die winkelier, dan weet je het zeker. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord winkelier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.