wonde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wonde    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɔndə/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈʋɔn.də/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈβ̞ɔn.də/
    • (Limburg): /ˈwɔn.də/
Woordafbreking
  • won·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wonde wonden
wondes
verkleinwoord wondje wondjes

Zelfstandig naamwoord

dewondev/m

  1. (Vlaanderen en Limburg) een beschadiging in of aan het lichaam
    • Door zijn val had hij een diepe wonde in zijn been. 
Synoniemen
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • een wonde toebrengen
kwetsen
  • Den vinger op de wond ( of een wonde plek) leggen
  • Tijd heelt alle wonden
door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge/verdrietige/zware/kwaadmakende dingen minder erg
  • Zachte heelmeesters maken stinkende wonden
een grondige oplossing is beter dan doormodderen of het voorzichtig aanpakken, ook al is hij pijnlijk
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

wonde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van wond

Werkwoord

vervoeging van
wonden

wonde

  1. aanvoegende wijs van wonden

Gangbaarheid

  • Het woord wonde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
69 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.