woningbezitter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  woningbezitter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wo·ning·be·zit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woningbezitter woningbezitters
verkleinwoord woningbezittertje woningbezittertjes

Zelfstandig naamwoord

dewoningbezitterm

  1. iemand die een woning in eigendom heeft

Gangbaarheid

  • Het woord woningbezitter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.