bezitter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezitter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·zit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezitter bezitters
verkleinwoord bezittertje bezittertjes

Zelfstandig naamwoord

debezitterm

  1. (juridisch) iemand die het bezit van iets heeft, maar niet noodzakelijk ook DE eigendom
    • De bezitter van dit landhuis heeft er goed aan verdiend. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bezitter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.