woonperceel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: woonperceel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- woon·per·ceel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wonen ww en perceel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonperceel | woonpercelen |
verkleinwoord | woonperceeltje | woonperceeltjes |
Zelfstandig naamwoord
het woonperceel o
- stuk grond dat gebruikt wordt voor woonactiviteiten
- ▸ Rond ieder woonperceel moet een afstand van duizend meter worden aangehouden.[1]
- ▸ WIERDEN - Burgemeester Doret Tigchelaar krijgt 10.500 euro van de gemeente Wierden uitgekeerd om, uit veiligheidsoverwegingen, een toegangshek en een wal te laten aanleggen voor en rond haar woonperceel aan de Rijssensestraat in Wierden.[2]
Gangbaarheid
- Het woord woonperceel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672
- ↑ Weblink bron Dick Janssen“Burgemeester Wierden krijgt 10.500 euro voor aanleg hek en wal bij haar woning” (24-08-2020), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.