zaathout

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zaathout    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzathɔʏt/
Woordafbreking
  • zaat·hout
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van zaat (ondergrond, grondslag, scheepstimmerwerf) en hout. [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zaathout -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetzaathouto

  1. een versterking in de bodem van het schip waarop de mast staat
    • Het zaathout is zeer stevig, omdat het de mast moet dragen. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'zaathout' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
6 %van de Nederlanders;
9 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.