zager
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zager (hulp, bestand)
Woordafbreking
- za·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zager | zagers |
verkleinwoord | zagertje | zagertjes |
Zelfstandig naamwoord
de zager m
- (biologie) verzamelnaam voor een aantal soorten borstelwormen (Nereis virens, Eunereis longissima), die geliefd zijn als aas bij zeevissers
- Hij ging het wad op op zoek naar zagers.
- (beroep) iemand die al of niet voor den brode materialen in stukken zaagt
- We hebben nog een positie open voor een zager in ons bedrijf.
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- zagersbok
Gangbaarheid
- Het woord zager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zager" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.