zanik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zanik    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • za·nik

Werkwoord

vervoeging van
zaniken

zanik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zaniken
    • Ik zanik. 
  2. gebiedende wijs van zaniken
    • Zanik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zaniken
    • Zanik je? 
enkelvoud meervoud
naamwoord zanik zaniken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dezanikv/m

  1. iemand die hinderlijk ergens over blijft klagen.
    • Een zanik is een hinderlijk persoon. 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord zanik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.