zaniken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zaniken    (hulp, bestand)
  • IPA: /zanəkə(n)/
Woordafbreking
  • za·ni·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zeuren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1809 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zaniken
zanikte
gezanikt
zwak -t volledig

Werkwoord

zaniken

  1. hinderlijk ergens over blijven klagen
    • Hij zanikte de hele dag over dat krasje op zijn auto. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dezanikenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zanik

Gangbaarheid

  • Het woord zaniken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.