zeuren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zeuren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzørə(n)/ (2 lettergrepen); /ˈzøː.rə(n)/
    • (Noord-Nederland): /ˈsʏː.rə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈzøː.rə(n)/
    • (Limburg): /ˈzøː.rə(n)/
Woordafbreking
  • zeu·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • herkomst onzeker, in de betekenis van ‘zaniken’ voor het eerst aangetroffen vanaf 1777 [1] [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zeuren
zeurde
gezeurd
zwak -d volledig

Werkwoord

zeuren

  1. inergatief veelvuldig en langdurig klagen over weinig belangrijke zaken en zonder het probleem aan te pakken
    • Hij zeurde over een paar punten verschil. 
     Nu ik helemaal alleen was viel er weinig te zeuren en bovendien zou niemand het horen.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dezeurenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zeur

Gangbaarheid

  • Het woord zeuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.