zedenleer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zedenleer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzedə(n)ˌler/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ze·den·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zedenleer zedenleren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dezedenleerv/m

  1. samenhangend geheel van opvattingen bij een persoon of groep over hoe mensen zich horen te gedragen
Schrijfwijzen
  • zedeleer (officiële spelling tot 1864 in België en 1883 in Nederland)
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zedenleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.