zeilklaar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zeilklaar (hulp, bestand)
- IPA: /ˈzɛilklar/
Woordafbreking
- zeil·klaar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zeil en klaar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zeilklaar | zeilklaarder | zeilklaarst |
verbogen | zeilklare | zeilklaardere | zeilklaarste |
partitief | zeilklaars | zeilklaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zeilklaar
- gereed om te gaan zeilen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- zeilklaar maken
klaar maken om weg te zeilen
- zeilklaar liggen
gereed zijn om direct weg te zeilen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zeilklaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeilklaar" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.