zelfbeheer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zelfbeheer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛləvbəˌher/ (3 of 4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zelf·be·heer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfbeheer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetzelfbeheero

  1. zeggenschap over eigen zaken, gebruik naar eigen inzicht van benodigdheden voor eigen taken
     Bijna de helft van de mensen die meededen aan het onderzoek voelt iets voor zelfbeheer; het samen met de gemeente zorgen voor een leefbare woonomgeving.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord zelfbeheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Groningers willen meewerken aan leefbaarheid” (6 juni 2014) op nu.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.