zelfgerichtheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zelfgerichtheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zelf·ge·richt·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfgerichtheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dezelfgerichtheidv

  1. het vooral bezig zijn met het eigenbelang
     Nu is het niet zo verbazingwekkend dat niet-gelovigen zich ergeren aan deze opvattingen. De essentie van alle ongelovigheid is immers zondige zelfgerichtheid. Wat meer zorgen baart, is dat Bijbelgetrouwe christenen deze zaken wel belijden, maar vooral met de mond, en minder met de daad. En nog ernstiger is dat dit niet alleen geldt voor uiterlijke belijders, maar ook voor veel kinderen van God.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord zelfgerichtheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Laurens van der Tang
    “Dood de zonde of ze zal u doden” (04-02-2019), Reformatorisch Dagblad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.