zelfonderhoud

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zelfonderhoud    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zelf·on·der·houd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfonderhoud
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetzelfonderhoudo

  1. zichzelf in stand houden; zorgen dat men niet ten onder gaat
     Daarvan getuigt het (ruim 400 pagina's tellende) boek De Kwestie van Geluk - Psychologie en de kunst van het zelfonderhoud waarmee Diekstra rekenschap geeft van zijn publicitaire activiteiten sinds zijn affaire.[1]
     Dan nóg speelt het slachtofferschap op. Zelfonderhoud als paria, dat kunnen al die belangenorganisaties als geen ander.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord zelfonderhoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Sander van Walsum
    “'Ik heb te veel willen behagen'” (19 januari 2001), de Volkskrant
  2. Weblink bron “De boel afbreken” (12 september 2008), de Volkskrant
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.