zikavirus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zikavirus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzikaˌvirʏs/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zi·ka·vi·rus
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels Zika virus, op te vatten als samenstelling van  Zika en "naar de vindplaats in 1947, het Zikawoud in Oeganda"  en  virus zn 
enkelvoud meervoud
naamwoord zikavirus zikavirussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetzikaviruso

  1. (medisch) (virussen) door de gelekoortsmug verspreide verwekker van de zikakoorts, Zika virus 
    • Maar 1 op de 5 mensen die besmet worden met het zikavirus krijgt klachten.[1] 
Verwante begrippen
  • zie de categorie Virussen in het Nederlands
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zikavirus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.