zoemer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zoemer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zoe·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van zoemen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zoemer zoemers
verkleinwoord zoemertje zoemertjes

Zelfstandig naamwoord

dezoemerm

  1. een apparaatje dat een signaal afgeeft in de vorm van een zoemend geluid
    • Toen de zoemer ging was het examen afgelopen en leverden de leerlingen zuchtend hun werk in. 

Gangbaarheid

  • Het woord zoemer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.