zoetzuur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zoetzuur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zoet·zuur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zoet en zuur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoetzuur | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het zoetzuur o
- (voeding) een gerecht waaraan zowel een zuur zoals azijn als een zoetstof zoals suiker is toegevoegd
- De combinatie van zoetzuur en ketjap manis is erg lekker.
- Ik had twee glazen koffie gezet en we hadden bij de Vietnamees nems gehaald. Luc doopte zijn miniloempia's in de zoetzure saus, mijn kandidaat drukte op de oranje knop en de telefoon ging. [1]
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zoetzuur | zoetzuurder | zoetzuurst |
verbogen | zoetzure | zoetzuurdere | zoetzuurste |
partitief | zoetzuurs | zoetzuurders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zoetzuur
- waaraan zowel een zuur als een zoetstof zoals suiker is toegevoegd
- Het werd geserveerd in een zoetzure saus.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zoetzuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoetzuur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 120
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.