zolen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zolen    (hulp, bestand)
  • IPA: /zolə(n)/
Woordafbreking
  • zo·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zolen
zoolde
gezoold
zwak -d volledig

Werkwoord

zolen

  1. het aanbrengen van een zool onder een schoen
    • Deze schoen moet nog gezoold. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dezolenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zool

Gangbaarheid

  • Het woord zolen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.