zondagrust

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zondagrust    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zon·dag·rust
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zondagrust
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dezondagrustv/m

  1. het zich (om religieuze redenen) onthouden van de wekelijkse bezigheden op zondag
     Het gaat hierbij met name om de eerbiediging van de zondagrust en angst voor de positie van de kleine winkelier. De ChristenUnie stemde als enige partij principieel tegen deze verruiming van de koopzondag.[1]
     De geplande wegwerkzaamheden in gemeente Woudenberg moeten plaatsvinden op een ander tijdstip, als het aan de lokale SGP-fractie ligt. De zondagrust is daarvoor te belangrijk, meent de partij.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zondagrust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    12-06-19
    “Raad Hellendoorn geeft groen licht voor koopzondag” (Han Haveman), Tubantia
  2. Weblink bron “Zondagrust belangrijker dan werkzaamheden” (04 aug. 2014), De Telegraaf
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.