zonnegloed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zonnegloed    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zon·ne·gloed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zonnegloed
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dezonnegloedm

  1. de warmte en straling van de zon
    • U liep gedurende het jaar op het werk te dagdromen over die welverdiende rustgevende vakantie. Daar keek u echt naar uit. Luieren op het strand, een avontuurlijk uitstapje, liefst met een warme zonnegloed op het gezicht.[2] 
  2. bruine verkleuring van de huid door de zon
    • Chrissy, die onlangs beviel van dochter Luna, deelde het kiekje ook op Twitter met de tekst: “Net rondom mijn kolf apparaat gespray tanned. De logistieke mogelijkheden voor een gezonde zonnegloed tijdens borstvoeding zijn eindeloos.”[3] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord zonnegloed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.