zouter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zouter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zou·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van zouten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zouter zouters
verkleinwoord zoutertje zoutertjes

Zelfstandig naamwoord

dezouterm [1] [2]

  1. (beroep) iemand die in zout inlegt
Hyponiemen
  • huidenzouter, viszouter

Bijvoeglijk naamwoord

zouter

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van zout

Gangbaarheid

  • Het woord zouter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.