zuurpruim

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zuurpruim    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzyrprœym/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zuur·pruim
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  zuur bn  en  pruim zn , in de betekenis van ‘onvriendelijk mens’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1924 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zuurpruim zuurpruimen
verkleinwoord zuurpruimpje zuurpruimpjes

Zelfstandig naamwoord

dezuurpruimv/m

  1. onvriendelijk, nors persoon die vooral de negatieve kant van situaties ziet
     Ouderwets heldendom staat voorop en slechts de grootste zuurpruim valt er nog over dat dit brandweerkorps nauwelijks etnische minderheden en al helemaal geen vrouwen telt.[3]
     Gibney toont een hardvochtige grootindustrieel en hautaine zuurpruim, die tot zijn laatste snik medewerkers afsnauwt en manipuleert, sjoemelt en belastingen ontduikt, vervuilende en uitbuitende Chinese leveranciers kiest en neerkijkt op liefdadigheid.[4]

Gangbaarheid

  • Het woord zuurpruim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.