zwartheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwartheid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zwart·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwartheid | zwartheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zwartheid v
- donkerheid
- ▸ Met zijn hoevelen waren ze? En wat zagen ze wanneer ze in deze zwartheid keken? Haar hand bewoog zich over haar riem en ze liefkoosde de gasfles die eraan hing.[1]
- somberheid
- zwartgalligheid
- snoodheid
- schandelijkheid
Gangbaarheid
- Het woord zwartheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwartheid" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Jesse Ball“Het duikersspel” (2020), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021417974
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.