zwartheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwartheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwart·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartheid zwartheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dezwartheidv

  1. donkerheid
     Met zijn hoevelen waren ze? En wat zagen ze wanneer ze in deze zwartheid keken? Haar hand bewoog zich over haar riem en ze liefkoosde de gasfles die eraan hing.[1]
  1. somberheid
  2. zwartgalligheid
  3. snoodheid
  4. schandelijkheid

Gangbaarheid

  • Het woord zwartheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jesse Ball
    “Het duikersspel” (2020), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021417974
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.