zwartrijder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwartrijder    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwart·rij·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartrijder zwartrijders
verkleinwoord zwartrijdertje zwartrijdertjes

Zelfstandig naamwoord

dezwartrijderm

  1. iemand die zwartrijdt, iemand die van het openbaar vervoer gebruikmaakt zonder te betalen
     Mijn vader reed als zwartrijder met hem mee.[1]
  2. iemand die nalaat wegenbelasting te betalen
    • Bij een grootscheepse controle werd de zwartrijder aangehouden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zwartrijder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jessica Merkens
    “Op eigen houtje” (2023), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026360930
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.