zwiep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwiep    (hulp, bestand)
  • IPA: /zwip/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • zwiep
Woordherkomst en -opbouw
  • zn: naamwoord van handeling van  zwiepen ww  (zonder -en)
  • ww:  zwiepen ww  zonder de uitgang -en
enkelvoud meervoud
naamwoord zwiep zwiepen
verkleinwoord zwiepje zwiepjes

Zelfstandig naamwoord

dezwiepm

  1. zwaai, draai
    • Hij gaf een zwiep aan de volumeknop van de radio en reed plankgas weg 
     Plotseling lag ik plat op mijn rug doordat mijn buren me met een zwiep van de hooibaal hadden geduwd.[1]
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
zwiepen

zwiep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwiepen
    • Ik zwiep. 
  2. gebiedende wijs van zwiepen
    • Zwiep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwiepen
    • Zwiep je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zwiep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.