zwilk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwilk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwilk
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] van Duits: Zwilch (19e eeuw), een dubbeldradig <zw(ei)> linnen weefsel.
enkelvoud meervoud
naamwoord zwilk -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

zwilk

  1. o soort waterdicht tijk, vaak als tafelzeil gebruikt
    • Ze legde het zwilk op tafel. 
  2. m/o de taaie massa van pezen aan varkenspoten

Gangbaarheid

  • Het woord 'zwilk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
19 %van de Nederlanders;
10 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.