natuurkunde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: natuurkunde (hulp, bestand)
- IPA: / naˈtyrkʏndə / (4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /naˈtyrkʏndə/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /naˈtyːrkʏndə/
Woordafbreking
- na·tuur·kun·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van natuur en kunde
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | natuurkunde | - |
| verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de natuurkunde v
- (wetenschap) subdiscipline binnen de natuurwetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van materie en energie evenals het gedrag en de interactie hiervan in ruimte en tijd
- Wat is het verschil tussen natuurkunde en scheikunde?
- ▸ Terlouw was in de jaren 50 tijdens zijn studie natuurkunde in Utrecht wiskundestudente Alexandra van Hulst tegengekomen. Hij zou ruim zestig jaar met haar getrouwd zijn, tot haar overlijden in 2017. Ze kregen vier kinderen, aan wie Terlouw voor het slapen eigen verhaaltjes vertelde. Ze vormden de basis van zijn latere schrijverschap.[1]
Hyponiemen
- bovennatuurkunde
Afgeleide begrippen
- natuurkundeboek, natuurkundedocent, natuurkundeleraar, natuurkundelerares, natuurkundeles, natuurkundelokaal, natuurkundeonderwijs, natuurkundeprofessor, natuurkundestof, natuurkundig
Vertalingen
1. subdiscipline binnen de natuurwetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van materie en energie evenals het gedrag en de interactie hiervan in ruimte en tijd
Gangbaarheid
- Het woord natuurkunde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "natuurkunde" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Dik Verkuil“Het vertrouwen van Jan Terlouw was zijn kracht en zijn zwakte” (16 mei 2025), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be