scheper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  scheper    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sche·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheper schepers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

descheperm

  1. (beroep) schaapherder
  2. hond uit een ras gefokt voor het hoeden van schapen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • [2] schepershond
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord scheper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen